In 1789 brak de Franse Revolutie uit en in de nasleep daarvan, werden de gebieden die nu België vormen, ingenomen door Frankrijk. Deze ‘Belgische’ gebieden werden ingedeeld in negen departementen, die verdacht veel lijken op de negen provincies die België tot 1995 telde. Voor de eerste keer werd het grondgebied van het huidige België als één bestuurlijke entiteit bekeken (weliswaar als onderdeel van Frankrijk).
De Franse overheersing verliep niet zonder de nodige weerstand. Zo vond in 1898 de Boerenkrijg plaats: een opstand van de plattelandsbevolking van de Kempen, het Franstalige deel van Brabant en het Duitstalige deel van Luxemburg. De oorzaak van de opstand was de invoering van de dienstplicht en de algemene economische situatie op het platteland. De katholieke bevolking had het ook moeilijk met de negatieve houding van de revolutionaire Fransen ten aanzien van de kerk. De Fransen sloegen de opstand probleemloos neer en reageerden heel fel ten aanzien van de aanstokers.
Vanaf 1899 was Napoleon aan de macht. Hij herstelde de relatie met de katholieke kerk en onder Napoleon beleefden de ‘Belgische’ gebieden een relatief rustige en economisch gunstige periode. Net als in veel andere gebieden die overheerst werden door de Fransen, werden bestuurlijke maatregelen ingevoerd die over het algemeen als gunstig werden ervaren.